De tuinen van Bierens aan de Amstel

Mijn artikel uit 2019 over de aanleg van Voorland eindigt met een vermelding van de zoektocht van de eigenaren naar een nieuwe tuinman.1H. van der Eijk, ‘Geschetst en getekend; geëtst maar verdwenen. Voorland in de Watergraafsmeer’, in: Cascade bulletin voor tuinhistorie, Jaargang 2018 (27), nummer 2 | Jaargang 2019 (28), nummer 1, p.168-186. De bundel is in de handel : Arinda van der Does, Jan Holwerda, Korneel Ashman (red.), Tuingeschiedenis in Nederland III – Verdwenen tuinen, Stichting Tuinhistorisch Genootschap Cascade, 2019. Gezien het feit dat het park zojuist door Michael en zijn knecht Zocher was aangelegd, moest dat bijna wel iemand zijn geweest met ervaring in landschapstuinen. Correspondentie uit november 1788 tussen het echtpaar Van Winter-Van der Poorten vertelt ons dat een van de potentiële tuinmannen Willem Routers (of Roeters) heette.2Collectie Six, Archief, CS73668; Gallery 136-150; images CS_73668_0146 en CS_73668_0147; Anna Louisa van der Poorten aan Pieter van Winter Nsz., 3 november 1788. Deze tuinman had zeven jaar in Oostzaan gewerkt, en daarvoor vier jaar als ‘ondertuinman’ aan de Amstel, bij Bierens. Het lukt voorlopig nog niet om die tuin in Oostzaan te vinden, maar de tuin van Bierens lijkt te zijn geïdentificeerd.

Oostrust en De Morgenstond

Op het moment van schrijven gaf de bestaande literatuur geen aanwijzingen over welke tuin of park het dan kon gaan. De steeds beter toegankelijke Notariële Archieven van het Stadsarchief Amsterdam leiden nu tot de vrijwel zekere identificatie van het buiten van Bierens (waar onze tuinman dan tussen circa 1777 en 1781 moet hebben gewerkt).
Anthony Jacob Bierens was eigenaar van de naast elkaar aan de Amstel gelegen hofsteden Oostrust en De Morgenstond, een aardig eind buiten de stad ten oosten van Amstelveen en ten noorden van Ouderkerk aan de Amstel.3Zie beide buitens uitgelicht in rood op het detail uit Pieter Meyer’s Nieuwe Kaart van den Amstel Stroom uit 1755. De Diemer- of Watergraafsmeer, waar Voorland lag, was hemelsbreed niet eens zo ver weg. Over beide buitens is in deze periode weinig bekend, maar Bierens kocht De Morgenstond in 1765 van Hendrik Rietveld en zou het in 1789 hebben verkocht.4Zie voor de aankoop: SAA, Notariële Archieven, archiefnummer 5075, aktenummer 324995. De verkoop wordt vermeld in Christian Bertram, Noord-Hollands Arcadia. Ruim 400 Noord-Hollandse buitenplaatsen in tekeningen, prenten en kaarten uit de Provinciale Atlas Noord-Holland, Alphen aan den Rijn 2005, p203-205. Wanneer Anthony Jacob Bierens de hofstede Oostrust kocht is nog onbekend, maar hij was in 1771 in ieder geval eigenaar: Dirk Willink, ongetwijfeld familie van Bierens’ echtgenote Susanna Hasina Willink, schreef in dat jaar een lovend hofdicht op Oostrust ter gelegenheid van hun 25-jarig huwelijk.5Het hofdicht wordt bewaard in de collectie ‘gelegenheidsuitgaven’ van de bibliotheek van het Stadsarchief Amsterdam.

Willem Roeters en Nicolaas Sierach

Anna Louisa van der Poorten schreef aan haar man dat de tuinman die zij gesproken had was getrouwd met een voormalige keukenmeid van Bierens. Daarnaast had hij twee kinderen, een van zes en een van vier jaar oud. Die keukenmeid moet dan Johanna de Wit zijn geweest, die in 1782 in Amsterdam trouwde met Willem Roeters.6SAA, Ondertrouwregister, archiefnummer 5001, inventarisnummer 626, blad p.574. Roeters was afkomstig uit Osnabrück, en woonde op dat moment (zoals te verwachten) in Oostzaan. De Wit kwam oorspronkelijk uit Groningen. Zij lieten in 1783 en 1784 achtereenvolgens een dochter en zoon dopen in Amsterdam.
We weten ook wie zijn baas was op Oostrust. Het toeval wil dat de tuinman van Oostrust in 1772 met zijn vrouw naar de notaris stapte om hun testament te laten opmaken: Nicolaas Sierach en Clara Maria Berum.7SAA, Notariële Archieven, archiefnummer 5075, aktenummer 67665. Hij is ‘Thuinman’, beiden ‘wonende op de Hofstede Oostrust, aan de Rivier de Amstel’. Zij tekende met een kruis en haar naam wordt in andere akten op de meest uiteenlopende manieren geschreven. Helemaal zeker is het niet, maar het lijkt erop dat de tuinman, die dit testament ondertekende als Claas Sierach, op Oostrust bleef werken. In 1789, zijn vrouw was inmiddels blijkbaar overleden, maakte ‘Klaas Sijrach’ een nieuw testament op, waarin hij zijn identiteit liet bevestigen door twee personen die bij Anthony Jacob Bierens in dienst waren.8Dit waren Fredrik (‘Freedrik’) Heuslij en Willem Sprenger, ‘beiden wonende binnen deze stad [Amsterdam] in dienst van den Weledelen Heer Anthony Jacob Bierens’. Sierachs enige erfgenamen waren een nicht (oorspronkelijk uit Osnabrück) en twee neven (SAA, Notariële Archieven, archiefnummer 5075, aktenummer 12495). Een van hen, Casper Font, zou in 1790 zijn zoon de doopnamen Nicolaas Sierach geven. Sierach, zelf waarschijnlijk ook een Duitser, was in 1783 aanwezig (als ‘Claas Sirach’) bij de doop van het eerste kind van zijn voormalige ondertuinman en de voormalige keukenmeid van zijn baas.9SAA, DTB Dopen, archiefnummer 5001, inventarisnummer 266, blad p.75(folio 51), nr.7, aktenummer DTB 266.

Oranjehuis ‘als een halvemaan’

Over de ontwikkelingen op Oostrust na 1771 is veel te weinig bekend, maar grootschalige veranderingen lijken er niet te hebben plaatsgevonden. De kadastrale minuutplan uit 1818 geeft een tuinaanleg weer die waarschijnlijk, afgezien van de iets minder rechtlijnige oevers van de waterpartijen, nog steeds met het hofdicht in de hand te verkennen was.10Kadastrale Minuutplan gemeente Nieuwer-Amstel, Sectie I, Middelpolder Oostzijde, Blad 1. De zinsnede ‘daar zich ‘t Oranjehuis toont als een halvemaan’ was bijna een halve eeuw later nog steeds van toepassing, terwijl men zich ook nog steeds kon voorstellen dat in de nabijgelegen kom ‘het waterpluimgediert de vedren pluist en net en vrolyk duikt en tiert’.11De enorme koepel die ooit het noordelijker gelegen De Morgenstond sierde, is verdwenen, van de aanleg lijkt nog wel een ‘grand canal’-achtige vijver te resteren.

Oostrust had ongetwijfeld een fraaie aanleg, met zijn schaduwrijk slingerbos en heesters, maar of deze de aanwezige tuinlieden voldoende ervaring kon bieden om vervolgens in een gloednieuw landschappelijk park aan de slag te gaan, is de vraag. Twee tuinen, twee tuinlieden en een hofdicht zijn gevonden; maar de speurtocht gaat verder.

Footnotes

Footnotes
1 H. van der Eijk, ‘Geschetst en getekend; geëtst maar verdwenen. Voorland in de Watergraafsmeer’, in: Cascade bulletin voor tuinhistorie, Jaargang 2018 (27), nummer 2 | Jaargang 2019 (28), nummer 1, p.168-186. De bundel is in de handel : Arinda van der Does, Jan Holwerda, Korneel Ashman (red.), Tuingeschiedenis in Nederland III – Verdwenen tuinen, Stichting Tuinhistorisch Genootschap Cascade, 2019.
2 Collectie Six, Archief, CS73668; Gallery 136-150; images CS_73668_0146 en CS_73668_0147; Anna Louisa van der Poorten aan Pieter van Winter Nsz., 3 november 1788.
3 Zie beide buitens uitgelicht in rood op het detail uit Pieter Meyer’s Nieuwe Kaart van den Amstel Stroom uit 1755. De Diemer- of Watergraafsmeer, waar Voorland lag, was hemelsbreed niet eens zo ver weg.
4 Zie voor de aankoop: SAA, Notariële Archieven, archiefnummer 5075, aktenummer 324995. De verkoop wordt vermeld in Christian Bertram, Noord-Hollands Arcadia. Ruim 400 Noord-Hollandse buitenplaatsen in tekeningen, prenten en kaarten uit de Provinciale Atlas Noord-Holland, Alphen aan den Rijn 2005, p203-205.
5 Het hofdicht wordt bewaard in de collectie ‘gelegenheidsuitgaven’ van de bibliotheek van het Stadsarchief Amsterdam.
6 SAA, Ondertrouwregister, archiefnummer 5001, inventarisnummer 626, blad p.574.
7 SAA, Notariële Archieven, archiefnummer 5075, aktenummer 67665. Hij is ‘Thuinman’, beiden ‘wonende op de Hofstede Oostrust, aan de Rivier de Amstel’. Zij tekende met een kruis en haar naam wordt in andere akten op de meest uiteenlopende manieren geschreven.
8 Dit waren Fredrik (‘Freedrik’) Heuslij en Willem Sprenger, ‘beiden wonende binnen deze stad [Amsterdam] in dienst van den Weledelen Heer Anthony Jacob Bierens’. Sierachs enige erfgenamen waren een nicht (oorspronkelijk uit Osnabrück) en twee neven (SAA, Notariële Archieven, archiefnummer 5075, aktenummer 12495). Een van hen, Casper Font, zou in 1790 zijn zoon de doopnamen Nicolaas Sierach geven.
9 SAA, DTB Dopen, archiefnummer 5001, inventarisnummer 266, blad p.75(folio 51), nr.7, aktenummer DTB 266.
10 Kadastrale Minuutplan gemeente Nieuwer-Amstel, Sectie I, Middelpolder Oostzijde, Blad 1.
11 De enorme koepel die ooit het noordelijker gelegen De Morgenstond sierde, is verdwenen, van de aanleg lijkt nog wel een ‘grand canal’-achtige vijver te resteren.
Summary

Filling in some blanks: the couple owning a garden I wrote about, was looking for a new gardener in 1788. For Willem Roeters, one of the candidates, information about his previous experience pointed towards two now virtually unknown gardens. The ever increasing indexes of the Amsterdam Municipal Archives helped identify one of these gardens (or rather: two adjacent ones from one owner), a garden poem and even its head gardener. But it doesn’t seem to have been a garden where Roeters could have learned the craft of modern gardening. There still is one garden left to identify, though.

Continue reading

6 Comments

  1. Iets meer informatie over de eigendomsgeschiedenis van Oostrust vóór Bierens eigenaar werd, staat in een recente publicatie van Igor Wladimiroff. In Hollandse Datsja’s. Hollandse en Utrechtse buitenplaatsen van Amsterdamse kooplieden op Rusland, circa 1600-1800 (Heemstede 2019) valt op p136-7 te lezen dat Oostrust tot 1762 eigendom was van de (erven van) de in 1753 overleden Arnout Arnoutsz. Bierens was negen jaar later met zekerheid eigenaar, maar wanneer hij het kocht is nog niet bekend.

  2. Mooie vondst, Henk.

  3. Dirk Willink vormde mogelijk de schakel tussen het echtpaar Van Winter-Van der Poorten en de voormalige tuinman van Bierens. Zoals hierboven beschreven was hij de auteur van een feestelijk hofdicht op Oostrust, het buiten van Bierens aan de Amstel, waar tuinman Willem Roeters vier jaar gewerkt heeft.
    Daarnaast -en in dit verband belangrijker omdat het beide heren op maandelijkse basis in dezelfde ruimte plaatst- was hij lid van een dichtgezelschap waarvan ook Pieter van Winter lid was (zie Cor de Vries, Brieven uit Bijdorp. De correspondentie van Lucretia van Merken (1721-1789) & Nicolaas Simon van Winter (1718-1795), Hilversum, 2022, p143). Het clubje is postuum het Donderdags Gezelschap gedoopt, om het te onderscheiden van een veel bekender genootschap waarvan het ledenbestand deels overlapte. Willink en Pieter van Winter waren alleen lid van het Donderdags Gezelschap (dat maandelijks bijeenkwam). Zie voor informatie over beide genootschappen en de naamgeving: Elly van Logchem, ‘Lucretia van Merken (1721-1789) en het dichtgenootschap ‘Laus Deo, Salus Populo’’, in: Voortgang 6 (1985), p323, n114.

  4. Op DBNL staat bij het overlijden van Dirk Willink op dit moment een vraagteken, maar inmiddels is duidelijk dat hij eind augustus 1781 overleed (Cor de Vries, Brieven uit Bijdorp. De correspondentie van Lucretia van Merken (1721-1789) & Nicolaas Simon van Winter (1718-1795), Hilversum, 2022, p165). In dat geval kan hij niet zeven jaar later de bemiddelaar zijn geweest tussen de eigenaar van Voorland en hun nieuwe tuinman…

  5. Een nazaat van de tuinman Roeters = de auteur van Ot en Sien

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *