Tegenwoordig vinden we de enige nu nog resterende gebouwen en interieurs van de destijds in Rotterdam gevestigde architect Giovanni (Jan) Giudici (1746-1819) in Zoetermeer, Schiedam en Leiden.1Zie voor een kort overzicht van leven en werk van deze architect het altijd betrouwbare wikipedia; voor onder meer een uitgebreide literatuurverwijzing is dit overzicht van het RKD uitstekend geschikt. In die laatste stad werkte de Rotterdamse Italiaan aan enkele gebouwen, nadat zij was getroffen door de kruitramp van 1807. In zijn woonplaats is echter niets van de architectuur en interieurs van Giudici bewaard gebleven.2Al voor de oorlog was veel van zijn werk in Rotterdam verdwenen of onherkenbaar veranderd, zie dr E. Wiersum, ‘De architect Jan Giudici, 1746-1819’, in Rotterdams Jaarboek (1934), p29-41.
Nog bestaande bouwwerken: in Zoetermeer ontwierp hij de Oude Kerk; in Schiedam zijn het huidige Stedelijk Museum Schiedam en het woonhuis voor Cornelis Nolet (Lange Haven 65) van zijn hand (de Korenbeurs wordt ook wel genoemd, maar hoewel de bouw ervan sterk is beïnvloed door Giudici’s ontwerp en plannen, is het uiteindelijke gebouw een ontwerp van stadsarchitect Rutger van Bol’es -zie Geert Medema, Achter de façade van de Hollandse stad. Het stedelijk bouwbedrijf in de achttiende eeuw, Nijmegen/Utrecht, 2011, p168-169 en p278-280.); in Leiden werkte hij aan het interieur van de St. Lodewijkskerk.
Gisteren was het precies 74 jaar geleden dat de paar toen nog bestaande Rotterdamse gebouwen van zijn hand werden vernietigd, als gevolg van een variant op het type onheil dat hem in Leiden het werken juist mogelijk maakte: het bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940. Dit maakt vandaag misschien een goede dag om in ieder geval één tot nu toe onbekend gebleven werk aan het repertoire van deze architect toe te voegen.
Geheel in lijn met het bovenstaande betreft het een ruïne.
Onbekend is het werk zelf niet. De ruïne in het park van Huys ten Donck bij Ridderkerk kennen we natuurlijk al heel lang.3Monumentenregister: 46826. Is het niet uit eigen waarneming, dan is het wel vanwege de met enige regelmaat gereproduceerde glasschildering (c1780) van Jonas Zeuner:
Een bouwjaar was echter nog niet bekend, de bouwer/ontwerper ook niet. Het archief van Huys ten Donck, dat wordt bewaard in het Stadsarchief Rotterdam, blijkt dit ‘geheim’ al zo’n kleine 240 jaar te herbergen.
Hier bevinden zich twee aan Cornelis Groeninx van Zoelen (1740-1791) gerichte rekeningen, waarop rechtstreeks naar het ontwerp en de bouw van de ruïne wordt verwezen.4Stadsarchief Rotterdam, toegang 30, Archief van het Huis ten Donck te Ridderkerk, inventarisnummer 1339. Het gaat hier om een stapel losse rekeningen en kwitanties, ongeveer 10 cm hoog en vergelijkbaar met deze stapel, met alle bewaard gebleven exemplaren die zijn betaald in 1779. Eén van deze rekeningen is niet gedateerd, de ander gelukkig wel. De ongedateerde bevat een serie uiteenlopende werkzaamheden, afkomstig van Giudici alleen, waarbij hij als ontwerper op de voorgrond treedt. De rekening maakt onder meer melding van werkzaamheden door Giudici aan het ontwerpen en bouwen van het tuingebouwtje:
Eene plan Teekening gemaekt voor Eene Ruine op Zijn Edele buiten Plaets Tendonk, en verdere ordonnantie op de plaats selve om te laeten Executeeren
De tweede is gelukkig wel gedateerd en behelst stucwerkzaamheden verricht in 1777 en 1778 door de firma P. Castoldi en J. Giudici Comp.5De rekening is op 12 februari 1779 geïnd door ‘Piter Castaldo‘. Waarschijnlijk gaat het hier om Pietro Castoldi (1739-1794) een eveneens Italiaanse stucwerker die in Rotterdam werkzaam was. In het monumentenregister van Huys ten Donck wordt stucwerk van zijn hand vermeld. Deze rekening geeft een precieze datum voor werk aan de ruïne:
do [= ’23 augusti 1777′ -HvdE] op den donck gewerk aan de gabinet genaam Rouina en vaas in de Bufet
Deze gedateerde rekening vermeldt expliciet dat het om stucadoorswerk gaat: ‘wegens geleverde stucador werk, gedaan aan ué huis in de stat en op den Donck‘. De ruïne was dus voorzien van stucwerk, en ik verwacht dat dit als finishing touch werd aangebracht. Dat betekent dat het bouwwerk zelf op 23 augustus 1777 verder klaar was, en dat het ontwerp waarschijnlijk in het eerste half jaar van 1777 is gemaakt.
C. G. F. Giudici (1746-1819)
Carlo Giovanni Francesco Giudici, zoals hij volledig heette, werd geboren in Dolzago, een rond zijn geboorte circa 350 zielen tellend dorpje tussen Milaan en de ten noorden ervan gelegen meren Lago di Como en Lago di Lecco. Over de omstandigheden waarin hij opgroeide, of over zijn opleiding, weten we niets. Het verhaal wil dat hij rond 1770 uit Italië in Rotterdam aankwam, met niets méér aan bezittingen dan een plank met vier voorbeelden van pleisterwerk; dat was blijkbaar zijn portfolio als rondreizend stucco-artiest. Ook door Groeninx van Zoelen werd hij ingeschakeld om stucplafonds te ontwerpen(?) en aan te brengen, dat laatste gebeurde op dezelfde dag waarop aan de ruïne werd gewerkt.6‘den 23 augusti 1777 Twee Camers plafone gestucadert groot saame de somma van 576 Vierkante Voetten a 3 sturs de Voet ƒ86-8-0‘. Alleen is niet duidelijk of het hier om plafonds in de stad gaat, of op Huys ten Donck -de rekening betreft stucadoorswerk op beide locaties. Maar het feit dat zowel de plafonds als de ruïne op dezelfde dag werden gedaan, doet vermoeden dat het om plafonds op Huys ten Donck ging.
Aan architectuurhistorici de taak om te bepalen welke plafonds dat zouden kunnen zijn geweest -als dat nog mogelijk is. Mijn indruk is dat een van die plafonds wel eens dat van de eetzaal zou kunnen zijn. In het monumentenregister (46816) staat wel dat er stucwerk van Pietro Castoldi aanwezig is, maar de eventuele ontwerper van een of meerdere plafonds wordt niet vermeld.
Maar hij is vooral bekend geworden als architect. Al in 1774 nam Giudici deel aan een prijsvraag voor een nieuw stadhuis in Groningen.7Zie Wiersum 1934, p30. Medema 2011 meldt dit ook op p172 en tegenover p177 staan enkele architectuurontwerpen van Giudici afgebeeld. Ten tijde van de bouw van de ruïne op Huys ten Donck ontwierp Giudici tevens een schoorsteenmantel voor de eetzaal aldaar, dezelfde eetzaal waarvoor hij ook nog andere werkzaamheden uitvoerde. Daarnaast ontwierp hij een bed en twee ‘penant spiegels‘ voor het stadshuis van Cornelis Groeninx van Zoelen.
Het tot op heden wél bekende werk deed hij in de navolgende jaren. In 1778 kreeg hij de opdracht om het interieur van de Rotterdamse St. Rosaliakerk te ontwerpen.8Wiersum 1934, p39-41. Het ging om een Rooms-Katholieke schuilkerk, waarvan het exterieur dus vrij onaanzienlijk was. Wiersum toont foto’s van zowel buiten als binnen. Kort hierop volgde een project voor een nieuw stadhuis in Rotterdam.9Medema 2011, p256 ev.
Zijn carrière nam vanaf 1784 een hoge vlucht toen hij in Rotterdam de opdracht kreeg om aan het Admiraliteitsgebouw te werken, terwijl hij vrijwel tegelijkertijd betrokken raakte bij bouwprojecten in Schiedam. De Rotterdamse opdracht leverde hem vanaf 1786 de positie van opzichter van de gebouwen en werken van de Admiraliteit op de Maze op. Deze prestigieuze baan wist hij halverwege de 1790-er jaren uit te breiden naar Zeeland. Vervolgens was hij samen met Abraham van der Hart een van de weinige architecten die onder Lodewijk Napoleon hun positie behielden.10Zie onder meer Medema 2011, waarin op enkele opdrachten nader wordt ingegaan. Zijn werkzaamheden in Leiden zijn al genoemd.
De ruïne in het park van Huys ten Donck
Maar dit werk volgde vrijwel allemaal op het ontwerpen en bouwen van de ruïne op Huys ten Donck in 1777.
Cornelis Groeninx van Zoelen was sinds de jaren zestig van de achttiende eeuw bezig met een landschappelijke aanleg van de tuin bij Huys ten Donck. In die tuinen werden ruïnes vaak gebruikt als sierelement, al dan niet beladen met een diepere betekenis. Als bron voor deze specifieke ruïne wordt in de literatuur naar Engeland gekeken, vooral naar de Engelse tuinen die afgebeeld staan in de Cahiers van Le Rouge. Ook wordt een tempel in Kew Gardens aangehaald. Dat laatste is een mogelijke inspiratiebron, want Groeninx verbleef in 1772 klaarblijkelijk in Engeland.11Heimerick M.J. Tromp, De Nederlandse landschapsstijl in de achttiende eeuw, Leiden 2012, p231-234.
Maar Cornelis Groeninx van Zoelen heeft misschien als volgt geredeneerd: die tempels en ruïnes in Engelse tuinen zijn vooral geïnspireerd op Italiaanse voorbeelden, waarom zou ik mijn eigen ‘Italiaanse’ ruïne in mijn eigen ‘Engelse’ park niet door een Italiaanse architect laten ontwerpen? En terecht, want de onder architectuur gebouwde ruïne staat er bijna 237 jaar later nog steeds. Veel meer dan een gevel is het niet, er achter gaat een houten berghok schuil.
Tot besluit
Als gevolg van mijn speurwerk -ik zocht als gewoonlijk weer iets heel anders- zijn vanaf nu in ieder geval het bouwjaar en de ontwerper van de ruïne in het park van Huys ten Donck bekend. De kers op de taart zou zijn als we erachter komen hoe het stucwerk op de ruïne er precies uitzag. Achteraf gezien is de ruïne op de verre eglomisé van Jonas Zeuner natuurlijk opvallend licht gekleurd. We hadden kunnen weten dat het geen grotendeels bakstenen geveltje was dat daar aan de overkant van de vijver tussen de donkere naaldbomen staat te schitteren.
Het zou helemaal mooi zijn als deze nieuwe kennis ertoe zou kunnen bijdragen dat het dak van het berghok aan de achterkant van de ruïne wordt dichtgemaakt, zodat dat eigenaardige dekzeil kan worden verwijderd. Een 18de eeuwse ruïne verdient een beter lot. Een ruïne van Giovanni (Jan) Giudici al helemaal.
Footnotes
↑1 | Zie voor een kort overzicht van leven en werk van deze architect het altijd betrouwbare wikipedia; voor onder meer een uitgebreide literatuurverwijzing is dit overzicht van het RKD uitstekend geschikt. |
---|---|
↑2 | Al voor de oorlog was veel van zijn werk in Rotterdam verdwenen of onherkenbaar veranderd, zie dr E. Wiersum, ‘De architect Jan Giudici, 1746-1819’, in Rotterdams Jaarboek (1934), p29-41. Nog bestaande bouwwerken: in Zoetermeer ontwierp hij de Oude Kerk; in Schiedam zijn het huidige Stedelijk Museum Schiedam en het woonhuis voor Cornelis Nolet (Lange Haven 65) van zijn hand (de Korenbeurs wordt ook wel genoemd, maar hoewel de bouw ervan sterk is beïnvloed door Giudici’s ontwerp en plannen, is het uiteindelijke gebouw een ontwerp van stadsarchitect Rutger van Bol’es -zie Geert Medema, Achter de façade van de Hollandse stad. Het stedelijk bouwbedrijf in de achttiende eeuw, Nijmegen/Utrecht, 2011, p168-169 en p278-280.); in Leiden werkte hij aan het interieur van de St. Lodewijkskerk. |
↑3 | Monumentenregister: 46826. |
↑4 | Stadsarchief Rotterdam, toegang 30, Archief van het Huis ten Donck te Ridderkerk, inventarisnummer 1339. Het gaat hier om een stapel losse rekeningen en kwitanties, ongeveer 10 cm hoog en vergelijkbaar met deze stapel, met alle bewaard gebleven exemplaren die zijn betaald in 1779. |
↑5 | De rekening is op 12 februari 1779 geïnd door ‘Piter Castaldo‘. Waarschijnlijk gaat het hier om Pietro Castoldi (1739-1794) een eveneens Italiaanse stucwerker die in Rotterdam werkzaam was. In het monumentenregister van Huys ten Donck wordt stucwerk van zijn hand vermeld. |
↑6 | ‘den 23 augusti 1777 Twee Camers plafone gestucadert groot saame de somma van 576 Vierkante Voetten a 3 sturs de Voet ƒ86-8-0‘. Alleen is niet duidelijk of het hier om plafonds in de stad gaat, of op Huys ten Donck -de rekening betreft stucadoorswerk op beide locaties. Maar het feit dat zowel de plafonds als de ruïne op dezelfde dag werden gedaan, doet vermoeden dat het om plafonds op Huys ten Donck ging. Aan architectuurhistorici de taak om te bepalen welke plafonds dat zouden kunnen zijn geweest -als dat nog mogelijk is. Mijn indruk is dat een van die plafonds wel eens dat van de eetzaal zou kunnen zijn. In het monumentenregister (46816) staat wel dat er stucwerk van Pietro Castoldi aanwezig is, maar de eventuele ontwerper van een of meerdere plafonds wordt niet vermeld. |
↑7 | Zie Wiersum 1934, p30. Medema 2011 meldt dit ook op p172 en tegenover p177 staan enkele architectuurontwerpen van Giudici afgebeeld. |
↑8 | Wiersum 1934, p39-41. Het ging om een Rooms-Katholieke schuilkerk, waarvan het exterieur dus vrij onaanzienlijk was. Wiersum toont foto’s van zowel buiten als binnen. |
↑9 | Medema 2011, p256 ev. |
↑10 | Zie onder meer Medema 2011, waarin op enkele opdrachten nader wordt ingegaan. |
↑11 | Heimerick M.J. Tromp, De Nederlandse landschapsstijl in de achttiende eeuw, Leiden 2012, p231-234. |
Geweldig Henk!!
Voor Cascade maak ik nog even een logje met verwijzing naar deze vondst.
Heel interssant Henk. Ik dacht net als Jan al meteen waar maken we deze vondst van jou meer wereldkundig? Ik vind een verwijzing op de Cascade weblog een heel goed idee, maar zal ook zelf op FB ‘Groene Historie’ een vermelding en een foto plaatsen, verwijzend naar deze blog.
Henk, je schrijft,
‘Deze gedateerde rekening vermeldt expliciet dat het om stucadoorswerk gaat: ‘wegens geleverde stucador werk, gedaan aan ué huis in de stat en op den Donck‘. De ruïne was dus voorzien van stucwerk, en ik verwacht dat dit als finishing touch werd aangebracht…’
Die conclusie is wat kort door de bocht lijkt mij. Aan ue huis in de stad [Rotterdam] en op den Donck’ , daar lees ik eigenlijk uit dat hij dat werk gedaan heeft in zijn stadshuis en in zijn huis op den Dock, en dan denk ik niet meteen aan de ruine.
Carla, ten eerste dank voor het delen van dit stuk via je Groene Historie pagina op FB. Het is fijn als het werk dat gaat zitten in dit soort vondsten in immateriële zin gewaardeerd wordt.
In reactie op je tweede commentaar, denk ik dat je de betreffende rekening even moet lezen. Je moet beide meldingen combineren: de rekening in zijn geheel betreft stucwerk in het stadshuis en op den donck. Dat laatste zegt op zichzelf inderdaad niet dat het stucwerk aan de ruïne betreft. Maar op die rekening staat ook (en dus ook in mijn stuk): ‘op den donck gewerk aan de gabinet genaam Rouina en vaas in de Bufet’.
Zoals je weet is die vaas een reliëf in stucwerk. Ik weet niet hoe mijn conclusie dat de ruïne van pleisterwerk was voorzien, te kort door de bocht kan zijn.
Ik bedoelde alleen maar te zeggen dat de betekenis van dat zinnetje, laat ik zeggen zuiver grammaticaal gezien, niet de betekenis in zich draagt dat het de ruine betreft, kan ook het huis zelf zijn. Natuurlijk heb ik het stuk en de documenten gelezen. Ken je het huis zelf ook? Ik wel en daar is heel wat stucwerk te bewonderen. Dus zo gek ook weer niet.
Het jammere is dat deze vondst, zoals alle nieuwe. Oudsten nu niet in de Monumenten beschrijving wordt opgenomen, omdat dat juridisch weer heel ingewikkeld is . Je zou wel kunnen vragen of de afdeling documentatie er een aantekening van maakt en deze bij de beschrijving voegt.
Beste Carla, het is me echt een raadsel wat je nu eigenlijk wilde zeggen. Maar goed.
Ik ben helaas nooit binnen geweest, wie weet komt dat er nog een keer van.
Wat betreft het monumentenregister: dat is inderdaad jammer (voor deze en de vele andere vondsten die in de tussentijd door ons allemaal zijn gedaan). Het is een goed idee even te kijken wat de mogelijkheden zijn, maar aan langzaam draaiende juridische molens doe ik helaas ook weinig.
Dank voor de suggestie!
Pingback: ‘op den donck gewerk aan de gabinet genaam Rouina’ | Tuinhistorisch Genootschap Cascade
Henk gewoon als aardigheidje, in de Rotterdamse courant van 03-05-1796 vond ik deze
De Ondergeteekenden geven aan het Publyk te kennen, dat zy ondervonden hebben, dat er baatzuchtige Lieden zyn, die voorgeven, als dat de AFFAIRE van PIETER CASTOLDI en ZOON, Stukadoors te Rotterdam, niet werd gecontinueerd, door het overyden van Pieter Castoldi; zoo vinden de Ondergeteekenden zich verpligt, het Publyk te onderrigten, dat dezelfde Affaire wel degelyk gecontinueerd word op de Firma van de Wed. PIETER CASTOLDI en ZOON; verzoekende vriendlyk yders gunst en recommandatie, kunnende verzekerd zyn van eene prompte en civiele bediening.
De Wed. PIETER CASTOLDI en ZOON.
Kwestie van inburgeren, Pietro werd Pieter.
Blijkbaar waren vader en zoon succesvol, en wilden hun concurrenten een vermeend gat creëren om daar vervolgens in te kunnen springen. Interessant…
Overigens trouwde de zoon van Giudici (hij trouwde zelf rijkelijk laat) in 1822 met de kleindochter[?] van Castoldi, dochter van beeldhouwer Carolus Paulus Castoldi. (zie Wiersum 1934, p32, link in noot 2). Dus beide families waren nog lang ‘betrokken’ met elkaar.
Uitstekend verhaal. Ik hoop dat je het t.z.t. kunt publiceren in bijvoorbeeld de PorteFolly van de DonderbergGroep. Überhaupt bergt Ten Donck nog enige raadselen, bijvoorbeeld was de piramide die daar genoemd wordt, inderdaad een piramide of een ‘naald’- obelisk? En wat was het ‘programma’van de tuingebouwen daar? We hebben/hadden de ruïne, het boerenwoninkje, de piramide, en een copie van het Wilhelm Tell-huisje uit Zwitserland.
Dank je Wim, ik maak hier uiteraard graag een artikel van voor PorteFolly.
Wat betreft het ‘programma’: dat is inderdaad de vraag. Ik denk wel dat we moeten beginnen met een scheiding te maken tussen bouwwerken die ten tijde van Cornelis Groeninx van Zoelen werden geplaatst (piramide, ruïne), en door zijn zoon Otto (boerenwoning, Wilhelm Tell-huisje). Of we moeten ergens terugvinden dat beiden eenzelfde programma aanhielden, maar dan is de vraag waarom het uitwerken ervan zo lang heeft geduurd.
Zelf vind ik een eigenaardig gegeven het op de kaart van Maan en Harte aan de oostkant van de tuin getekende vijvertje met daarin iets wat lijkt op een drijvend vierkant houten vlonder -of mogelijk een houten gebouw in het water. Daar lijkt een onbekend bouwwerkje in de buurt te staan (langs het slingerpad dat voornoemde vijvertje/vlonder/gebouw kruist).
En dan is er nog het toen aanwezige bergje in de tuin dat iedereen over het hoofd lijkt te zien.
Ik heb inmiddels begrepen dat de foto die iedereen als basis gebruikt, dermate oud en vooral slecht is dat deze niet de echte situatie weergeeft. De originele glasschildering laat een gevel zien die is opgebouwd uit bakstenen, zonder stuclaag.
Ik vind mijn interpretatie van de beide rekeningen nog steeds valide, maar het feit dat Zeuner geen gestucte gevel weergaf, is een nogal belangrijk detail.